ECLI:NL:CRVB:2016:3284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onvoldoende medewerking aan huisbezoek
In deze zaak heeft appellante B.D.B. Cruden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 september 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/7176 PW. De rechtbank had geoordeeld dat appellante niet voldoende had meegewerkt aan een huisbezoek, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellante had op 2 september 2014 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen omdat zij niet alle kamers van de woning had getoond tijdens het huisbezoek op 10 oktober 2014. De rechtbank oordeelde dat appellante haar medewerkingsverplichting had geschonden, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte geen gehoor had gegeven aan haar verzoek om de zitting te verdagen vanwege ziekte van haar gemachtigde. De Raad overwoog dat de gemachtigde niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet eerder dan op de zittingsdag om uitstel had kunnen vragen. De Raad bevestigde dat de rechtbank in redelijkheid het verdagingsverzoek had kunnen afwijzen, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend en er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij aan haar medewerkingsverplichting had voldaan. Het hoger beroep werd dan ook verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.