ECLI:NL:CRVB:2016:3251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
14/4437 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en schuldsanering

Op 1 september 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/4437 WIA-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 27 november 2015, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak draait om de betaling van griffierecht en de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Appellant, die te goeder trouw handelde, heeft het griffierecht pas na het verstrijken van de gestelde termijn betaald, maar heeft dit gedaan op basis van informatie van zijn bewindvoerder. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 werd duidelijk dat appellant niet in verzuim was, gezien de bijzondere omstandigheden van zijn situatie. De Raad oordeelde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 september 2016
14/4437 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 juni 2014, 13/2387 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 27 november 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Bij brief van 10 juni 2016 heeft mr. K. Çelik, advocaat, zich gesteld als gemachtigde van appellant.
Het verzet is behandeld ter zitting van 21 juli 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Çelik. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 27 november 2015 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht pas na het verstrijken van de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 april 2015 gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Ter zitting is naar voren gekomen dat appellant te goeder trouw heeft geprobeerd niet in strijd te komen met de verplichtingen die op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen toen op hem rustten en het griffierecht heeft betaald zodra hij, mede op grond van een mededeling van zijn bewindvoerder, meende dat van schending van die verplichtingen geen sprake meer zou zijn. In deze - bijzondere - omstandigheden kan redelijkerwijs niet worden gezegd dat appellant in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 27 november 2015 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) M.S. Boomhouwer

SS