ECLI:NL:CRVB:2016:3250
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- T.G.M. Simons
- M.S. Boomhouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzet tegen afwijzing verzoek voorlopige voorziening in WAJONG-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 september 2016 uitspraak gedaan in het verzet dat door de appellant, vertegenwoordigd door mr. W.H. van Zundert, is ingesteld. De Raad heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep, omdat op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De Raad heeft bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de appellant wordt terugbetaald.
De uitspraak van de Raad van 9 maart 2016, waartegen verzet is aangetekend, berust op de overweging dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter had het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij toepassing heeft gegeven aan artikel 8:83, derde lid, van de Awb. In het verzet is betoogd dat de voorzieningenrechter ten onrechte geen aanvullende stukken heeft opgevraagd bij het Uwv en dat hij niet is ingegaan op het beroep op de hardheidsclausule van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
De Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een evidente schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter gemotiveerd heeft overwogen dat het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting in stand zal blijven. Het verzet is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.