Uitspraak
PROCESVERLOOP
- de minister met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2015. De Raad had eerder, op 2 maart 2016, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij werkloos was en schulden moest aflossen, waardoor hij het griffierecht niet kon betalen. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 zijn partijen niet verschenen, inclusief de minister, die voorafgaand aan de zitting had bericht dat zij niet zou komen.
De Raad overwoog dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken het griffierecht had voldaan en dat er geen feiten of omstandigheden waren aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellant niet in verzuim was. Appellant had geen verzoek om uitstel van betaling gedaan of een beroep op betalingsonmacht ingediend. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier M.S. Boomhouwer, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2016.