ECLI:NL:CRVB:2016:3249

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
15/5538 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2015. De Raad had eerder, op 2 maart 2016, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij werkloos was en schulden moest aflossen, waardoor hij het griffierecht niet kon betalen. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 zijn partijen niet verschenen, inclusief de minister, die voorafgaand aan de zitting had bericht dat zij niet zou komen.

De Raad overwoog dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken het griffierecht had voldaan en dat er geen feiten of omstandigheden waren aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellant niet in verzuim was. Appellant had geen verzoek om uitstel van betaling gedaan of een beroep op betalingsonmacht ingediend. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier M.S. Boomhouwer, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 september 2016
15/5538 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2015, 14/7727 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 2 maart 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 21 juli 2016, waar partijen
- de minister met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 2 maart 2016 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 23 september 2015 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant aangevoerd hij het griffierecht niet heeft voldaan omdat hij werkloos was en daarnaast enkele schulden moest aflossen. Appellant heeft verzocht om alsnog in de gelegenheid te worden gesteld het griffierecht te voldoen.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft zich niet binnen de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden voldaan tot de Raad gewend en een beroep op betalingsonmacht gedaan of om uitstel van betaling verzocht.
Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om appellant een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht te geven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) M.S. Boomhouwer

SS