ECLI:NL:CRVB:2016:2986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen voorzieningenrechter
Op 9 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/4444 PW. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 31 mei 2016 had geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter had op 2 augustus 2016 het verzoek van appellant tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter zoals in deze zaak. De Raad heeft geen gronden gevonden die rechtvaardigen dat het appelverbod doorbroken kan worden, zoals evidente schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen.
Daarom heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met R.B.E. van Nimwegen als griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.