ECLI:NL:CRVB:2016:2918

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
16-4102 NIOAW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 2 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/4102 NIOAW-VV. Het betreft een verzoeker die hoger beroep heeft ingesteld en verzocht om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 124,- niet binnen de gestelde termijn was voldaan. Dit griffierecht diende uiterlijk voor de zitting van 18 juli 2016 te zijn betaald. Aangezien het griffierecht niet tijdig was voldaan, werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 augustus 2016
16/4102 NIOAW-VV, 16/4241 PW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om toepassing van het bepaalde in
artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb zijn onder meer de artikelen 8:81, 8:82 en 8:83 van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt.
Bij kennisgeving van 14 juli 2016 is verzoeker erop gewezen dat ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 124,-, is verschuldigd, welk bedrag uiterlijk voor aanvang van de zitting van 18 juli 2016 bij de balie van het gerechtsgebouw door middel van een
PIN-betaling dient te zijn voldaan.
Het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet dan ook kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) P.A.M. Hulsdouw

HD