ECLI:NL:CRVB:2016:2916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens schending inlichtingenverplichting en onduidelijke woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft appellant op 19 november 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 25 november 2013 afgewezen, omdat appellant voltijds studeerde en niet volledig beschikbaar was voor arbeid. Na bezwaar van appellant heeft de gemeente nader onderzoek gedaan naar zijn woon- en leefsituatie, waarbij onder andere banktransacties zijn geanalyseerd en een huisbezoek is afgelegd. Tijdens dit huisbezoek werd vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven adres aanwezig was en dat er onduidelijkheid bestond over zijn feitelijke woon- en leefsituatie.
Het college handhaafde zijn afwijzing van de bijstandsaanvraag, stellende dat appellant onvoldoende inlichtingen had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, die de zaak op 26 juli 2016 behandelde. De Raad oordeelde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.