ECLI:NL:CRVB:2016:2896
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 12 januari 2015 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die als touringcarchauffeur heeft gewerkt, meldde zich op 11 mei 2007 ziek vanwege alcoholgerelateerde en psychische problemen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar beëindigde deze per 18 april 2011. Na een herbeoordeling in 2014, waarbij appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, werd de WGA-uitkering per 17 maart 2014 beëindigd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de vermoeidheidsklachten niet adequaat waren beoordeeld. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreef. De verzekeringsartsen hadden zorgvuldig onderzoek verricht en de informatie van de behandelend sector was in de beoordeling meegenomen. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische argumenten waren voor een urenreductie en dat de psychische en lichamelijke klachten van appellant adequaat waren beoordeeld. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.