ECLI:NL:CRVB:2016:2896

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
15-1399 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 12 januari 2015 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die als touringcarchauffeur heeft gewerkt, meldde zich op 11 mei 2007 ziek vanwege alcoholgerelateerde en psychische problemen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar beëindigde deze per 18 april 2011. Na een herbeoordeling in 2014, waarbij appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, werd de WGA-uitkering per 17 maart 2014 beëindigd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de vermoeidheidsklachten niet adequaat waren beoordeeld. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreef. De verzekeringsartsen hadden zorgvuldig onderzoek verricht en de informatie van de behandelend sector was in de beoordeling meegenomen. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische argumenten waren voor een urenreductie en dat de psychische en lichamelijke klachten van appellant adequaat waren beoordeeld. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

15/1399 WIA
Datum uitspraak: 29 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
12 januari 2015, 14/2498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.C. van den Hoff, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift, met daarbij gevoegd een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.C. van Gorkum, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.M. Maas.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als touringcarchauffeur. Op 11 mei 2007 heeft appellant zich ziek gemeld in verband met alcohol gerelateerde en psychische problematiek. Bij besluit van 15 februari 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat de eerste ziektedag is gelegen op 20 april 2005. Met ingang van 18 april 2007 heeft het Uwv aan appellant een loongerelateerde
WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend omdat appellant per die datum niet belastbaar was wegens ziekte of gebrek. Bij besluit van 22 december 2010 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd met ingang van 18 april 2011, en aansluitend aan appellant een
WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is vastgesteld op 80 tot 100%.
1.2.
Naar aanleiding van een verzoek van appellant om zijn WGA-uitkering om te zetten naar een IVA-uitkering heeft in 2013 een herbeoordeling plaatsgevonden. Bij besluit van
16 januari 2014 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellant met ingang van 17 maart 2014 beëindigd omdat hij per deze datum minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is, onder verwijzing naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, bij beslissing op bezwaar van 20 juni 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.
3.1
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij ten tijde van de datum in geding onverminderd volledig arbeidsongeschikt was vanwege alcohol gerelateerde en psychische klachten. Vanwege zijn vermoeidheidsklachten had het Uwv een urenbeperking aan moeten nemen. Appellant stelt dat de vermoeidheidsklachten niet kunnen worden verholpen door conditieopbouw omdat deze klachten bij zijn leeftijd horen. Verder is appellant van mening dat de psychische en lichamelijke klachten niet goed in hun onderlinge samenhang zijn beoordeeld, waardoor een onjuist beeld is ontstaan van zijn situatie. Volgens appellant is de diagnostiek uit 2008 van Novadic-Kentron, psychopathologie en persoonlijkheidsstoornis, nog steeds actueel en heeft de rechtbank zich ten onrechte verenigd met de visie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen omdat het geen recente informatie betreft.
3.2.
Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De verzekeringsartsen hebben zorgvuldig onderzoek verricht en de informatie van de behandelend sector kenbaar in de beoordeling meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in het in hoger beroep ingezonden rapport van 17 maart 2014 te kennen dat in de beschikbare medische informatie geen objectief-medische argumenten zijn te vinden voor een urenreductie. Conditie opbouwen kan op iedere leeftijd, tenzij er een medische contra-indicatie is. Dit is bij appellant echter niet het geval. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij de beoordeling van appellant wel degelijk naar het geheel van zowel de psychische als de lichamelijke klachten is gekeken. Dit blijkt onder andere uit de beoordeling van de (vermoeidheids)klachten in bezwaar. Bij de heroverweging is informatie van de psychiater, de cardioloog en de neuroloog betrokken. Uit deze informatie kwam naar voren dat er geen lichamelijke oorzaak is voor de vermoeidheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er op gewezen dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 15 november 2013 met de verhoogde kwetsbaarheid van appellant als gevolg van zijn persoonlijkheidsstructuur en zijn vroegere alcoholverslaving voldoende, zelfs meer dan in 2009, rekening is gehouden. Er zijn geen aanknopingspunten tot twijfel aan dit inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4.2.
Wat betreft de medische geschiktheid van de geselecteerde functies wordt overwogen dat er geen nadere gronden zijn aangevoerd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat appellant niet tot het vervullen van die functies in staat kan worden geacht.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) G.J. Gendt

UM