ECLI:NL:CRVB:2016:2875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag na wijziging in leefsituatie
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een onverschuldigd betaalde toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant, die een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een toeslag voor gehuwden op basis van de Toeslagenwet (TW). De aanleiding voor de intrekking was een wijziging in de leefsituatie van appellant, die het gevolg was van het overlijden van zijn echtgenote op 10 december 2012. Het Uwv heeft appellant op 15 november 2013 geïnformeerd dat de toeslag per 10 januari 2013 werd ingetrokken en heeft het onverschuldigd betaalde bedrag van € 1.362,10 teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht niet was nagekomen, omdat hij niet tijdig het Uwv op de hoogte had gesteld van de wijziging in zijn leefsituatie. Appellant stelde dat hij wel tijdig had gemeld, maar kon geen bewijs leveren van deze melding.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank de zaak correct heeft beoordeeld. De Raad bevestigde dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting om het Uwv tijdig te informeren over relevante wijzigingen in zijn leefsituatie. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de toeslag heeft ingetrokken en het onverschuldigd betaalde bedrag heeft teruggevorderd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.