ECLI:NL:CRVB:2016:2875

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
14/6750 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag na wijziging in leefsituatie

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een onverschuldigd betaalde toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant, die een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een toeslag voor gehuwden op basis van de Toeslagenwet (TW). De aanleiding voor de intrekking was een wijziging in de leefsituatie van appellant, die het gevolg was van het overlijden van zijn echtgenote op 10 december 2012. Het Uwv heeft appellant op 15 november 2013 geïnformeerd dat de toeslag per 10 januari 2013 werd ingetrokken en heeft het onverschuldigd betaalde bedrag van € 1.362,10 teruggevorderd.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht niet was nagekomen, omdat hij niet tijdig het Uwv op de hoogte had gesteld van de wijziging in zijn leefsituatie. Appellant stelde dat hij wel tijdig had gemeld, maar kon geen bewijs leveren van deze melding.

In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank de zaak correct heeft beoordeeld. De Raad bevestigde dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting om het Uwv tijdig te informeren over relevante wijzigingen in zijn leefsituatie. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de toeslag heeft ingetrokken en het onverschuldigd betaalde bedrag heeft teruggevorderd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

14/6750 TW
Datum uitspraak: 27 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 oktober 2014, 14/1882 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2016. Appellant en mr. Van Os zijn, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontvangt van het Uwv een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en daarnaast een toeslag voor gehuwden, op grond van de Toeslagenwet (TW).
1.2.
Op 15 mei 2013 is het Uwv gebleken dat de leefsituatie van appellant op 10 december 2012 is veranderd door het overlijden van zijn echtgenote. Bij besluit van 15 november 2013 heeft het Uwv in verband daarmee de toeslag ingetrokken per 10 januari 2013. De over de periode van 10 januari 2013 tot en met 1 juni 2013 onverschuldigd betaalde toeslag heeft het Uwv van appellant teruggevorderd. Het betreft een bedrag van € 1.362,10. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 11 februari 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de vraag of appellant de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat hij het Uwv tijdig heeft geïnformeerd door kort na het overlijden van zijn echtgenote de wijziging in de leefsituatie te melden op het kantoor van het Uwv [plaats] . Appellant heeft zijn standpunt niet aannemelijk gemaakt. Hij heeft geen datum genoemd waarop hij die melding heeft gedaan en hij heeft evenmin de naam genoemd van de Uwv-functionaris met wie hij heeft gesproken. Door het ontbreken van die gegevens is de juistheid van zijn stellingen niet te verifiëren en moet worden aangenomen dat hij de wijziging in zijn leefsituatie niet heeft gemeld. Nu niet is gebleken dat appellant de inlichtingenplicht heeft nageleefd, was het Uwv gehouden het besluit tot toekenning van toeslag in te trekken en de onverschuldigd betaalde toeslag terug te vorderen. Van dringende redenen om af te zien van terugvordering is de rechtbank niet gebleken.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. Appellant heeft gesteld dat het feit dat hij de datum van de melding en de naam van de Uwv-functionaris niet heeft kunnen geven, niet betekent dat hij niet tijdig bij het Uwv melding heeft gemaakt van een wijziging in zijn leefsituatie, nu er bij het Uwv kennelijk geen afdoende registratiesysteem terzake bestaat.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot het volgende oordeel.
4.1.
Voor het toepasselijk wettelijk kader wordt verwezen naar wat de rechtbank in overweging 3 van de aangevallen uitspraak heeft vermeld.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is in essentie een herhaling van wat hij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak volledig en voldoende gemotiveerd besproken. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
4.3.
Daaraan voegt de Raad nog het volgende toe. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het Uwv toegelicht wat de normale gang van zaken is als een burger zich in persoon meldt bij een vestiging van het Uwv om voor zijn uitkering relevante informatie te verstrekken. Gebruikelijk is dat er ofwel door een Uwv-medewerker een (digitale) notitie wordt gemaakt, die in het dossier wordt opgenomen, dan wel dat wordt geadviseerd de betreffende informatie schriftelijk toe te sturen, waarna deze ook in het betreffende dossier wordt opgenomen. In dit geval is geen informatie aangetroffen. Dan ligt het op de weg van appellant om ten minste aannemelijk te maken dat hij die informatie wel heeft verstrekt. In dit geval heeft appellant volstaan met de enkele mededeling dat hij de informatie heeft verstrekt. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv dat terecht onvoldoende heeft geacht. Het Uwv heeft terecht geoordeeld dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting het Uwv tijdig van relevante wijzigingen in zijn leefsituatie op de hoogte te stellen.
5. De overwegingen 4.2 en 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) J.M.M. van Dalen

NK