Uitspraak
11 november 2015, 15/1915 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellante, die zich op 19 december 2014 ziek meldde met spanningsklachten. Appellante had van juli tot september 2014 gewerkt via een uitzendbureau en ontving op het moment van ziekmelding een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 1 april 2015, werd appellante per 7 april 2015 hersteld verklaard en werd haar ZW-uitkering beëindigd. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze beslissing ongegrond op 27 mei 2015, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van het Uwv naar de geschiktheid van appellante voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de bevindingen van de verzekeringsartsen te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, stellende dat het Uwv haar beperkingen ten gevolge van een burn-out had onderschat. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de verzekeringsartsen uitgebreid onderzoek hadden gedaan en dat appellante geen medische stukken had overgelegd ter ondersteuning van haar stellingen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit, dat was gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen, overtuigend was onderbouwd. De Raad oordeelde dat appellante in staat was haar maatgevende functie uit te oefenen en dat het hoger beroep niet slaagde.