ECLI:NL:CRVB:2016:2779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
15/4435 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over tijdigheid van bezwaarschrift in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2015. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het bezwaarschrift van appellant niet tijdig was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H. van Zundert, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 28 juni 2016 heeft appellant betoogd dat de rechtbank artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden, omdat het bezwaarschrift op 20 augustus 2014 in de brievenbus was gedeponeerd en op 22 augustus 2014 door het Uwv was ontvangen. Appellant stelde dat de rechtbank de tijdigheid van het bezwaarschrift niet correct had beoordeeld, aangezien poststukken die na sluitingstijd in de brievenbus worden gedeponeerd, pas de volgende dag worden bezorgd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak voldoende aandacht heeft besteed aan het betoog van appellant over de tijdigheid van het bezwaarschrift en dit betoog heeft verworpen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een evidente schending van de eisen van een goede procesorde of van fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigen. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank niet buiten haar bevoegdheid is getreden en dat het verzet ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en er is geen griffierecht geheven, waardoor een bepaling over terugbetaling niet aan de orde is.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van de juiste beoordeling van de tijdigheid van bezwaarschriften in het bestuursrecht.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 juli 2016
15/4435 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2015, 14/7776 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 2 september 2015 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het namens appellant door mr. W.H. van Zundert, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 28 juni 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Zundert. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 2 september 2015 berust op de overwegingen dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld, en dat voor doorbreking van dit appelverbod geen grond is.
In verzet is betoogd dat de rechtbank artikel 6:9, tweede lid, van de Awb - een bepaling die rechtstreeks ziet op de toegang tot de rechter - heeft geschonden. Het bezwaarschrift is volgens appellant op (woensdag) 20 augustus 2014 om 19.30 uur door hem, in aanwezigheid van zijn vriendin, in de brievenbus gedeponeerd. Het is op (vrijdag) 22 augustus 2014 bij het Uwv ontvangen. Het is een feit van algemene bekendheid dat een brievenbus om 17.00 uur of 18.00 uur wordt geleegd en dat poststukken die daarna in die brievenbus worden gedeponeerd, niet de dag daarna worden bezorgd maar pas op de daarop volgende dag. De rechtbank had, deze gegevens in samenhang beschouwend, tot de conclusie moeten komen dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
Volgens vaste rechtspraak - zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX3733) - kan voor doorbreking van een wettelijk appelverbod aanleiding zijn indien sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Deze situatie doet zich hier niet voor. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak een uitdrukkelijke overweging gewijd aan het betoog van appellant over de tijdigheid van het bezwaarschrift en dit betoog verworpen. Uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank blijkt verder dat de gemachtigde van appellant uitdrukkelijk heeft verklaard dat een getuigenverklaring (van de vriendin van appellant) niet nodig is.
Voor doorbreking van een wettelijk appelverbod kan ook grond bestaan indien de rechtbank is getreden buiten de reikwijdte van de bevoegdheid waarvan de aanwending van hoger beroep is uitgezonderd. Ook deze situatie doet zich hier gelet op wat hiervoor is overwogen niet voor.
Het verzet is ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Omdat van appellant geen griffierecht is geheven, is een bepaling over terugbetaling niet aan de orde.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

NK