ECLI:NL:CRVB:2016:2779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over tijdigheid van bezwaarschrift in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 mei 2015. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het bezwaarschrift van appellant niet tijdig was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H. van Zundert, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 28 juni 2016 heeft appellant betoogd dat de rechtbank artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden, omdat het bezwaarschrift op 20 augustus 2014 in de brievenbus was gedeponeerd en op 22 augustus 2014 door het Uwv was ontvangen. Appellant stelde dat de rechtbank de tijdigheid van het bezwaarschrift niet correct had beoordeeld, aangezien poststukken die na sluitingstijd in de brievenbus worden gedeponeerd, pas de volgende dag worden bezorgd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak voldoende aandacht heeft besteed aan het betoog van appellant over de tijdigheid van het bezwaarschrift en dit betoog heeft verworpen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een evidente schending van de eisen van een goede procesorde of van fundamentele rechtsbeginselen die een doorbreking van het wettelijk appelverbod rechtvaardigen. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank niet buiten haar bevoegdheid is getreden en dat het verzet ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en er is geen griffierecht geheven, waardoor een bepaling over terugbetaling niet aan de orde is.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van de juiste beoordeling van de tijdigheid van bezwaarschriften in het bestuursrecht.