ECLI:NL:CRVB:2016:2766

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
15-3987 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de betekenis van de transponeringstabel

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie voor appellant, die werkzaam was als Personeelsmanagementadviseur. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De korpschef had besloten tot toekenning van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B, maar appellant betwistte de toepassing van de transponeringstabel, die volgens hem geen algemeen verbindend voorschrift is. De Raad oordeelt dat de transponeringstabel weliswaar niet als algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt, maar dat er aan deze tabel een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. Appellant heeft niet aangetoond dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat onhoudbaar is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. De Raad benadrukt dat de formele functiebeschrijving bepalend is voor de indeling in domein, vakgebied en functie, en dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn uitgangspositie niet correct is vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/3987 AW
Datum uitspraak: 21 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
23 april 2015, 14/3187 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.C.T. Putman hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2016. Appellant is verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant was werkzaam als Personeelsmanagementadviseur in de voormalige politieregio [regio] , thans regionale eenheid [eenheid] . Bij besluit van 29 juni 2010 is appellant in deze functie tijdelijk tewerkgesteld bij de [onderdeel 1] . Vanaf 1 juni 2011 is appellant gedetacheerd bij de [onderdeel 2] als Landelijke Liaison Officer.
1.3.
Bij besluit van 10 juni 2011 heeft de korpschef de uitgangspositie van appellant voor zijn toekomstige functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) bepaald op Personeelsmanagementadviseur, salarisschaal 10. Op 14 februari 2012 is in het aanvullend besluit uitgangspositie beslist dat de uitgangspositie van appellant niet wordt aangevuld met specifieke werkzaamheden (taakaccenten), aangezien hij op de peildatum 31 december 2011 niet was belast met dergelijke werkzaamheden. Tegen deze besluiten heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B,
salarisschaal 10. Daarbij is als bijzonderheid vermeld dat appellant is gedetacheerd en dat hij in beginsel terugkeert in zijn oorspronkelijke functie. Indien de oorspronkelijke functie niet beschikbaar is, keert hij terug in een andere passende en gelijkwaardig gewaarde functie (schaalgarantie), waarbij rekening gehouden wordt met de opgedane werkervaringen alsmede de reistijd in de periode voor de detachering. Bij besluit van 6 augustus 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat de transponeringstabel, behorende bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), een algemeen verbindend voorschrift is en dat geen sprake is van ernstig feilen op grond waarvan deze niet kan worden toegepast. De korpschef heeft bij de matching mogen vasthouden aan de ten aanzien van appellant genomen besluiten uitgangspositie. De detachering van appellant speelt geen rol bij de overgang naar een LFNP-functie. Van een apert onhoudbare match is volgens de rechtbank geen sprake.
3. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de transponeringstabel geen algemeen verbindend voorschrift is en dat bij de matching gekeken dient te worden naar de
LFNP-functie die het meest vergelijkbaar is met de feitelijke werkzaamheden die hij verricht. Appellant heeft voorts, samengevat, betoogd dat moet worden uitgegaan van de werkzaamheden die hij als Liaison Officer al gedurende enkele jaren op basis van detachering verricht en die geen enkel raakvlak hebben met zijn oude korpsfunctie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft de Raad geoordeeld dat de transponeringstabel, anders dan de korpschef en de rechtbank tot uitgangspunt hebben genomen, niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Dit neemt niet weg dat aan deze tabel een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. De korpschef mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van zijn uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.2.
De Raad is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent.
4.2.1.
Zoals in meergenoemde uitspraken van 1 juni 2015 is overwogen, is het uitgangspunt bij de matching niet de feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden, maar de formele functiebeschrijving geweest. De inhoud van de korpsfunctiebeschrijving is bepalend voor de indeling in domein, vakgebied en functie. Dit is conform het bepaalde in artikel 3 in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling. Indien appellant zich niet kon vinden in de beschrijving van zijn bestaande taken en werkzaamheden, had het op zijn weg gelegen om functieonderhoud te vragen op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie en/of rechtsmiddelen aan te wenden tegen de besluitvorming aangaande zijn uitgangspositie. Nu appellant dat niet heeft gedaan, staat zijn uitgangspositie in rechte vast.
4.2.2.
De Raad acht het invoelbaar dat appellant de werkzaamheden die hij tijdens zijn detachering uitvoert als uitgangspunt wenst bij de toekenning van een LFNP-functie. De Raad kan hieraan geen betekenis toekennen, nu appellant de feiten en omstandigheden inzake de detachering reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) S.W. Munneke

HD