ECLI:NL:CRVB:2016:2696

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
15/6027 WWAJ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

Op 28 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/6027 WWAJ-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing waarbij het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De appellante, woonachtig in Duitsland, had in hoger beroep willen gaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2015, maar haar hogerberoepschrift was niet tijdig ingediend. De Raad had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding aan appellante kon worden verweten, ondanks haar argument dat zij afhankelijk was van haar moeder voor het regelen van belangrijke zaken en dat haar moeder op vakantie was.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2016
15/6027 WWAJ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2015, 14/6741 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Duitsland (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: N. Talhaoui
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- door de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan appellante wordt terugbetaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 4 december 2015 heeft de Raad het namens appellante door
Th.Ph.M. Schelling-Steffens ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak
niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellante onder meer aangevoerd dat zij niet goed is in het regelen van belangrijke dingen en dat zij hiervoor afhankelijk is van haar moeder. De moeder van appellante was echter op vakantie waardoor appellante niet tijdig haar hogerberoepschrift ter post kon bezorgen.
De Raad is van oordeel dat hierin geen grond is gelegen om vast te stellen dat appellante buiten staat is geweest om binnen de wettelijke termijn van zes weken een verzetschrift te laten indienen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de vaststelling dat de termijnoverschrijding appellante niet kan worden verweten.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellante wordt terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N. Talhaoui (getekend) T.G.M. Simons

SS