ECLI:NL:CRVB:2016:2649

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
15-5152 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot verlaging van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand

Op 28 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een appellant die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg had de bijstand van de appellant met 100% verlaagd, omdat hij volgens hen niet had voldaan aan de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden. De appellant was niet verschenen op de zitting, net als het college. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de opgelegde maatregel ten onrechte was opgelegd, omdat het college erkende dat de maatregel niet terecht was. De Raad heeft het besluit van het college van 4 december 2014 vernietigd voor zover het de verlaging van de bijstand gedurende één maand betreft en heeft het besluit van 22 augustus 2014 herroepen. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.480,- bedragen, en moet het college het griffierecht van € 167,- vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant ten tijde van de maatregel beschikte over een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening, waardoor de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden niet voor hem gold.

Uitspraak

15/5152 WWB-PV
Datum uitspraak: 28 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 juni 2015, 15/53 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)
Zitting heeft: O.L.H.W.I. Korte
Griffier: C. Moustaïne
Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 december 2014 voor zover de verlaging gedurende één maand is gehandhaafd;
- herroept het besluit van 22 augustus 2014 in zoverre en bepaalt dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.480,-;
- bepaalt dat het college het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt tot een bedrag van € 167,-.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 22 augustus 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 december 2014, heeft het college appellant met ingang van 2 juni 2014 bijstand ingevolgde de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend. De bijstand is over de periode 2 juni 2014 tot en met 1 juli met 100% verlaagd omdat appellant door zijn toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden. Ten tijde van belang beschikte appellant over een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening.
Gelet op artikel 9, vijfde lid, van de WWB zoals die luidde ten tijde in geding, gold voor appellant de verplichting van artikel 9, eerste lid, onder a, van de WWB, te weten het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, niet. Bij brief van 20 april 2016 heeft het college erkend dat hij de maatregel ten onrechte heeft opgelegd. Nu het college ook geen andere grondslag voor de maatregel heeft geduid moet de opgelegde maatregel worden herroepen.
Kosten
Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten van appellant wegens verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 992,- in bezwaar, € 992,- in beroep en op
€ 496,- in hoger beroep, in totaal € 2.480,-.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C. Moustaïne (getekend) O.L.H.W.I. Korte
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD