ECLI:NL:CRVB:2016:2649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit tot verlaging van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
Op 28 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een appellant die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg had de bijstand van de appellant met 100% verlaagd, omdat hij volgens hen niet had voldaan aan de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden. De appellant was niet verschenen op de zitting, net als het college. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de opgelegde maatregel ten onrechte was opgelegd, omdat het college erkende dat de maatregel niet terecht was. De Raad heeft het besluit van het college van 4 december 2014 vernietigd voor zover het de verlaging van de bijstand gedurende één maand betreft en heeft het besluit van 22 augustus 2014 herroepen. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.480,- bedragen, en moet het college het griffierecht van € 167,- vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant ten tijde van de maatregel beschikte over een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening, waardoor de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te behouden niet voor hem gold.