ECLI:NL:CRVB:2016:2640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
15-3537 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 28 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/3537 WAO-V. Deze uitspraak betreft een mondelinge uitspraak in het kader van een verzetprocedure. Het verzet is ongegrond verklaard. De appellant, die woonachtig is in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2015, maar zijn hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in het verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De stelling van de appellant dat hij het griffierecht tijdig had betaald, is niet onderbouwd met bewijsstukken. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met T.G.M. Simons als voorzitter en N. Talhaoui als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 juni 2016
15/3537 WAO -V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2015, 14/7293 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: N. Talhaoui
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 27 november 2015 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft zijn stelling dat hij het griffierecht binnen de gestelde termijn heeft betaald niet met stukken onderbouwd.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N. Talhaoui (getekend) T.G.M. Simons

UM