ECLI:NL:CRVB:2016:2582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
15/8284 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van incidenteel hoger beroep wegens verzuim in het indienen van beroepsgronden

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (appellant) incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 15/8284 WWB. De appellant heeft echter verzuimd om binnen de gestelde termijnen beroepsgronden in te dienen. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten, en deze bepaling is ook van toepassing op incidenteel hoger beroep. Ondanks herhaalde verzoeken om dit verzuim te herstellen, heeft de appellant geen gronden ingediend. Hierdoor is het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

15/8284 WWB, 15/8286 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, 8:108 en 8:110 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2015, 14/7818 en 14/7819 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (appellant)
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] te [woonplaats] (betrokkenen)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge
artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het incidenteel hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 18 december 2015 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 18 januari 2016 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het incidenteel hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) E. Blijleven-de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD