Uitspraak
.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten werd bevestigd. Appellanten ontvangen sinds 1 maart 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. De gemeente Oldenzaal heeft een onderzoek ingesteld naar het autobezit van appellanten, waaruit bleek dat er meerdere kentekens kortdurend op naam van appellant stonden. Dit leidde tot de conclusie dat er mogelijk sprake was van handel in auto’s, wat niet gemeld was bij de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal heeft daarop besloten om de bijstand over verschillende maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 15.536,88.
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellanten niet konden aantonen dat de kentekens niet van hen waren of dat zij geen melding hadden hoeven maken van de kentekens. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden van appellanten niet voldoende zijn om de eerdere beslissingen te weerleggen. De Raad stelt dat de financiële situatie van appellanten geen dringende reden vormt om af te zien van terugvordering, en dat de rechtbank op een juiste wijze heeft geoordeeld over de inlichtingenverplichting van appellanten.