ECLI:NL:CRVB:2016:2565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verlies woonplaats met gedeeltelijk onvoldoende grondslag
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 28 februari 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 16 april 2015 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam] had vernietigd. Het college had de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat er twijfels waren over zijn woon- en leefsituatie. Appellant had in 2013 geen statusformulier ingeleverd en verbleef tijdelijk bij zijn vriendin in [woonplaats] na een herseninfarct. Het college concludeerde dat appellant niet in [plaatsnaam] woonde, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en een terugvordering van € 21.433,82.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking en terugvordering over de periode van 11 februari 2013 tot 23 augustus 2013 onvoldoende grondslag hadden, maar het college had de bijstand over de periode van 11 februari 2013 tot 14 juni 2013 terecht ingetrokken. In hoger beroep heeft de Raad de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de intrekking en terugvordering over de periode van 14 juni 2013 tot 23 augustus 2013 niet standhielden, omdat appellant in deze periode in het ziekenhuis was opgenomen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen. Het college moet nu een nieuw besluit nemen over de terugvordering, waarbij de Raad de kosten van appellant heeft vergoed.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de belanghebbende om juiste en volledige informatie over zijn woon- en verblijfsituatie te verstrekken, en dat het college de nodige kennis over relevante feiten moet vergaren voor de intrekking van bijstand. De Raad heeft de intrekking en terugvordering over de periode van 11 februari 2013 tot 14 juni 2013 in stand gelaten, maar de terugvordering over de periode van 14 juni 2013 tot 23 augustus 2013 vernietigd.