Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
NK
DÉCISION
groupe d’assurés.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om het verzoek van appellant om herziening van zijn AOW-pensioen af te wijzen. Appellant, geboren in 1938 en met de Marokkaanse nationaliteit, had eerder een AOW-pensioen aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen omdat niet was vastgesteld dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt. Na een eerdere afwijzing heeft appellant verzocht om terug te komen op deze beslissing, maar de Svb heeft dit verzoek opnieuw afgewezen, omdat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven tot herziening van het eerdere besluit.
Tijdens de zitting op 1 april 2016 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. el Ahmadi, opnieuw gesteld dat hij in de jaren '70 in Nederland had gewerkt. De Svb heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat deze stellingen ondersteunt. De Raad heeft overwogen dat de feiten die appellant aanvoert, al bekend waren ten tijde van het eerdere besluit en dat hij geen relevante nieuwe bewijsstukken heeft overgelegd. De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om het eerdere besluit te herzien, en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat een bestuursorgaan bevoegd is om een verzoek om herziening inhoudelijk te behandelen, maar dat er sprake moet zijn van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. In dit geval was dat niet aan de orde, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.