ECLI:NL:CRVB:2016:2402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaald griffierecht in AOW-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in Marokko woont. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk was verklaard. De Svb had eerder, op 15 oktober 2012, een verzoek van appellante om terug te komen van eerdere besluiten over haar recht op AOW afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard wegens een overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat appellante het verschuldigde griffierecht niet had betaald en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar ouderdomspensioen zo klein was dat het niet verdeeld had moeten worden met haar echtgenoot en dat het voor haar lastig was om vanuit Marokko geld over te maken naar Nederland. De Raad oordeelde echter dat appellante, indien zij van mening was dat het voor haar lastig was om tijdig te betalen, de rechtbank om uitstel van betaling had moeten vragen. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was van dergelijk handelen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.