ECLI:NL:CRVB:2016:2388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van woonsituatie en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand sinds 28 oktober 2013 en stond ingeschreven op een bepaald adres in Rotterdam. Naar aanleiding van een melding over inkomsten uit kamerverhuur heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Tijdens dit onderzoek is appellant niet aangetroffen op het opgegeven adres en heeft hij niet adequaat gereageerd op verzoeken om informatie. De bevindingen van het onderzoek wezen erop dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, wat leidde tot de conclusie dat de bijstand met ingang van 7 augustus 2014 moest worden beëindigd.
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft op 25 augustus 2014 besloten de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Raad bevestigt dat appellant in de te beoordelen periode niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres en dat het college niet verplicht was verder onderzoek te doen naar andere mogelijke woonadressen van appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.