ECLI:NL:CRVB:2016:2387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, die op 22 april 2015 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Roermond bevestigde. Appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van 13 september 2011 tot en met 2 april 2013. Het college heeft op 3 juni 2013 de bijstand ingetrokken, waarna appellanten op 19 november 2013 een nieuwe aanvraag om bijstand indienen. Deze aanvraag werd op 5 februari 2014 door het college buiten behandeling gesteld, omdat appellanten niet alle benodigde gegevens hadden aangeleverd. Het college heeft appellanten in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken aan te leveren, maar zij hebben dit niet gedaan binnen de gestelde termijn. Het college heeft vervolgens de aanvraag op 21 juli 2014 buiten behandeling gesteld, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat zij niet in staat waren om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de door het college gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad stelt vast dat appellanten niet tijdig de benodigde informatie hebben aangeleverd, en dat het college terecht heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.