ECLI:NL:CRVB:2016:2372
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor het behalen van rijbewijs C; beoordeling van noodzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 6 maart 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaarde. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het behalen van het rijbewijs C, maar het college weigerde deze aanvraag. Het college stelde dat de kosten voor het behalen van het rijbewijs C tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat appellant deze zelf moet betalen uit zijn eigen inkomen. De rechtbank oordeelde dat er geen noodzaak was voor het behalen van het rijbewijs C, omdat appellant geen objectieve gegevens had overgelegd die de noodzaak onderbouwden. Appellant stelde dat het rijbewijs C essentieel was voor zijn werk als kraanmachinist, maar de rechtbank oordeelde dat het beschikken over het rijbewijs C geen noodzakelijke vereiste was voor het uitoefenen van die functie. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.