ECLI:NL:CRVB:2016:2361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijdrage chronisch zieken en gehandicapten op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 30 maart 2015 haar beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Ferm Werk ongegrond verklaarde. Appellante had op 27 januari 2014 een aanvraag ingediend voor een bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet kon aantonen dat zij meer dan één jaar onafgebroken gebruik had gemaakt van een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank onderschreef het standpunt van het dagelijks bestuur en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij wel degelijk tot de doelgroep behoort en dat zij langer dan een jaar gebruik maakt van een Wmo-voorziening. Ze heeft aangegeven te kampen met chronische vermoeidheidsklachten en andere gezondheidsproblemen, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft de motivering van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante geen nieuwe bewijsstukken heeft ingediend. Daarom heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak is gedaan door M. Hillen, met R.G. van den Berg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2016. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.