ECLI:NL:CRVB:2016:2359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlaging wegens niet verschijnen op uitnodigingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de verlaging van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle werd bevestigd. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en stelde dat hij door medische aandoeningen niet in staat was om te werken of te verschijnen op uitnodigingen voor gesprekken. Het college had appellant opgeroepen voor meerdere gesprekken, maar hij verscheen niet, wat leidde tot een verlaging van zijn bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat appellant verweten kon worden dat hij niet was verschenen, ondanks zijn medische klachten. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in beginsel mocht uitgaan van het advies van de verzekeringsarts, die geen aanleiding zag om aan te nemen dat appellant niet in staat was om te verschijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bijstandsverlaging terecht was opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2016.