ECLI:NL:CRVB:2016:2260
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, welke op 15 december 2014 was gedaan. De Raad had het hoger beroep op 16 september 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, maar dit verzet is behandeld tijdens een zitting op 10 mei 2016, waar partijen niet aanwezig waren.
De Raad heeft de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. De termijn voor het indienen van een verzetschrift was overschreden; het verzetschrift was gedateerd op 16 oktober 2015, maar pas op 2 november 2015 ontvangen. De appellant heeft aangevoerd dat hij eerst met zijn advocaat wilde overleggen, maar de Raad oordeelde dat dit geen verschoonbare grond was voor de termijnoverschrijding. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat er geen verzuim was.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier N. Talhaoui.