ECLI:NL:CRVB:2016:2260

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
15/1451 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De appellant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, welke op 15 december 2014 was gedaan. De Raad had het hoger beroep op 16 september 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, maar dit verzet is behandeld tijdens een zitting op 10 mei 2016, waar partijen niet aanwezig waren.

De Raad heeft de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. De termijn voor het indienen van een verzetschrift was overschreden; het verzetschrift was gedateerd op 16 oktober 2015, maar pas op 2 november 2015 ontvangen. De appellant heeft aangevoerd dat hij eerst met zijn advocaat wilde overleggen, maar de Raad oordeelde dat dit geen verschoonbare grond was voor de termijnoverschrijding. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat er geen verzuim was.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier N. Talhaoui.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 juni 2016
15/1451 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 december 2014, 14/4415 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 september 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 10 mei 2016, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 16 september 2015 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet is betaald en het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend was 28 oktober 2015. Het door verzoeker ingediende verzetschrift is gedateerd 16 oktober 2015 en is blijkens het poststempel op 29 oktober 2015 verzonden. Het is op 2 november 2015 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Bij brief van 6 november 2015 heeft de Raad bij appellant geïnformeerd naar de reden van de termijnoverschrijding. Bij brief van 11 november 2015 heeft appellant aangevoerd dat hij eerst met zijn advocaat wilde overleggen alvorens verzet te doen. De advocaat bleek echter om persoonlijke redenen tijdelijk niet bereikbaar te zijn. Daardoor heeft appellant niet tijdig zijn verzetschrift kunnen indienen.
De Raad is van oordeel dat appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat van verzuim geen sprake is geweest. Bij de uitspraak van de Raad van 16 september 2015 is duidelijk vermeld binnen welke termijn verzet kan worden gedaan. Dat appellant eerst met zijn advocaat wilde overleggen alvorens verzet te doen, is geen grond waarop de termijnoverschrijding verschoonbaar kan worden geacht.
Het verzet dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

MO