ECLI:NL:CRVB:2016:2201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
15-5508 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW door niet-verzekerd zijn van de echtgenoot

In deze zaak heeft appellante, M. Haddaoui, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 3 juli 2015 haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) ongegrond verklaarde. De aanvraag was afgewezen omdat de echtgenoot van appellante, die op 1 oktober 2012 overleed, op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.

Appellante, geboren in 1960 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot, die enige tijd in Nederland had gewerkt en een AOW-uitkering ontving. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit werd bevestigd in het bestreden besluit van 6 november 2014, waarin werd gesteld dat het ontvangen van een AOW-uitkering geen grond meer was voor verzekering voor de ANW.

Tijdens de zitting op 4 mei 2016 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. van der Weerd. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep herhaald, maar concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen recht had op de nabestaandenuitkering. De Raad bevestigde dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van overlijden en dat de bepalingen van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko niet in haar voordeel uitpakten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/5508 ANW
Datum uitspraak: 15 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 juli 2015, 14/7830 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft M. Haddaoui hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.1.Appellante, geboren in 1960 en woonachtig in Marokko, is in 1977 gehuwd met
[naam echtgenoot] , die is geboren in 1943. [naam echtgenoot] , die enige tijd in Nederland heeft gewerkt, woonde sinds 1978 (weer) in Marokko, waar hij op 1 oktober 2012 is overleden. Hij was op dat moment in het genot van een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante heeft in verband met het overlijden van haar echtgenoot een uitkering aangevraagd ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW).
1.2.
Deze aanvraag is bij besluit van 10 oktober 2014 afgewezen op de grond dat [naam echtgenoot] , op de dag van overlijden, niet verzekerd was voor de ANW. Ook op grond van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko bestond geen recht op een nabestaandenuitkering.
2.1.
In bezwaar heeft appellante aangevoerd dat in de tijd dat haar echtgenoot nog leefde hem geen informatie is verstrekt met betrekking tot de verzekering ingevolge de ANW/AOW. Appellante heeft momenteel geen inkomen.
2.2.
Bij besluit van 6 november 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 10 oktober 2014 gehandhaafd. Opgemerkt wordt onder meer dat het ontvangen van een uitkering, in ieder geval sinds 1 januari 2000, geen grond meer is voor verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen, waartoe de ANW behoort. En verder dat niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante zich had aangemeld voor de vrijwillige verzekering voor de ANW en dat premies voor vrijwillige verzekering zijn betaald. Gewezen wordt op het dwingendrechtelijke karakter van de ANW. Het ontbreken van inkomen kan er niet toe leiden dat van de wettelijke bepalingen wordt afgeweken.
3.1.
In beroep is namens appellante onder meer naar voren gebracht dat zij bereid is premies voor de vrijwillige verzekering voor de ANW met terugwerkende kracht te betalen. Dat verzoek is afgewezen bij besluit van 12 februari 2015.
3.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit het dossier blijkt dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet (meer) verzekerd was voor de ANW. Van een verzekering krachtens de Marokkaanse wetgeving is niet gebleken. Dat de echtgenoot van appellante een pensioen ingevolge de AOW ontving, maakt niet dat hij als verzekerde ingevolge de ANW kan worden aangemerkt. Voorts is niet gebleken van vrijwillige verzekering. De omstandigheid dat de echtgenoot van appellante over de mogelijkheid daartoe niet zou zijn geïnformeerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Volgens vaste rechtspraak rust op de Svb geen rechtsplicht om te informeren over de mogelijkheid om een vrijwillige verzekering af te sluiten. De rechtbank concludeert dat appellante ten tijde van het overlijden van haar echtgenoot niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht op grond van de ANW, zodat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitlering.
4.1.
In hoger beroep heeft appellante haar in bezwaar en beroep aangevoerde gronden in essentie herhaald.
4.2.
Het gaat in het onderhavige geschil om de beantwoording van de vraag of de rechtbank, in het voetspoor van de Svb, met recht heeft geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW.
4.3.
De Raad kan zich in hoofdzaak vinden in het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, waarnaar de Raad dan ook verwijst. De Raad voegt daaraan toe dat artikel 22 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko appellante niet kan baten, nu blijkens de gedingstukken, de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden weliswaar een ouderdomspensioen genoot krachtens de Marokkaanse sociale verzekeringswetgeving, maar niet als werknemer verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen. Geconcludeerd wordt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) N. Veenstra

MO