ECLI:NL:CRVB:2016:2199

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
14-3997 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 9 maart 2013. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag geweigerd, omdat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was onder de ANW. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond verklaard.

De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante, die van 1968 tot 1990 in Nederland had gewoond en verzekerd was onder de AOW, in 1990 een ouderdomspensioen had ontvangen. Na zijn verhuizing naar Marokko in 1999 was hij niet meer verzekerd onder de ANW, aangezien hij niet meer in Nederland woonde en geen werkzaamheden verrichtte die onder de Nederlandse wetgeving vielen. De Svb had de echtgenoot van appellante in 1999 geïnformeerd over de beëindiging van de verplichte verzekering voor de ANW per 1 januari 2000, en hij had de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren niet benut.

De Raad concludeerde dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW, en dat er ook geen aanspraak kon worden gemaakt op een nabestaandenuitkering op basis van de Marokkaanse wetgeving. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

14/3997 ANW
Datum uitspraak: 15 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 juni 2014, 13/7453 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. Appellante is daarbij, met kennisgeving, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. Marijnissen. Ter zitting is het onderzoek geschorst ten einde de Svb in de gelegenheid te stellen nadere gegevens te verstrekken. Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 4 mei 2016. Appellante is daarbij niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Marijnissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. De echtgenoot van appellante, geboren in 1925, heeft in Nederland gewoond en gewerkt en is verzekerd geweest ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) van 1968 tot in 1990. In 1990 is aan de echtgenoot van appellante een ouderdomspensioen krachtens de AOW toegekend door de Svb. In maart 1999 is de echtgenoot van appellante verhuisd naar Marokko. Op 9 maart 2013 is de echtgenoot van appellante in Marokko overleden.
1.2.
Appellante heeft een aanvraag om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) ingediend bij de Svb. Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft de Svb geweigerd aan appellante een nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overleden niet verzekerd was ingevolge de ANW en evenmin krachtens de Marokkaanse wettelijke regeling.
1.3.
Bij besluit van 21 november 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van
17 oktober 2013, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering toe te kennen, na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering. Daarbij heeft zij erop gewezen dat haar echtgenoot na de beëindiging van de verplichte verzekering voor de ANW ten onrechte niet is gewezen op de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren.
3.2.
De Svb heeft ter zitting van 4 mei 2016 meegedeeld dat de echtgenoot van appellante in het najaar van 1999 is geïnformeerd over het beëindigen van de verplichte verzekering voor de volksverzekeringen per 1 januari 2000.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht heeft het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden op 9 maart 2013 niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.2.
Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.3.
Voorts was op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb. 746 (KB 746), zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een ouderdomspensioen krachtens de AOW, ontving ter hoogte van tenminste een nader omschreven bedrag per maand. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Personen, zoals de echtgenoot van appellante, die tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd waren krachtens de volksverzekeringen, zijn geïnformeerd over de beëindiging van de verplichte verzekering en konden zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig verzekeren krachtens onder meer de ANW. Niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 9 maart 2013 niet meer verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
4.4.
Voorts heeft appellante niet betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.5.
Uit wat hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) N. van Rooijen

MO