ECLI:NL:CRVB:2016:2147
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
Op 10 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een appellant die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. De Raad had eerder, op 12 augustus 2015, geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, en dat de appellant niet in verzuim kon worden geacht. In het verzetschrift verklaarde de appellant dat hij door financiële problemen niet in staat was het griffierecht te betalen. Tijdens de zitting op 10 mei 2016 verzocht de appellant om de mogelijkheid te krijgen het griffierecht alsnog te voldoen, omdat hij geld kon lenen van zijn zus. De Raad oordeelde echter dat er geen grond was om de appellant niet te verwijten dat het griffierecht niet was betaald. De appellant had niet de gevraagde financiële gegevens overgelegd en zijn inkomen in de relevante maanden was hoger dan de norm voor vrijstelling van het griffierecht. De Raad concludeerde dat het wettelijke stelsel geen ruimte bood voor een nieuwe termijn voor betaling van het griffierecht. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.