ECLI:NL:CRVB:2016:213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandeling stellen aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om zijn aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling te stellen. Appellant had op 10 juni 2013 een aanvraag ingediend, maar het college verzocht hem om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften en salarisstroken. Appellant heeft wel enkele gegevens verstrekt, maar niet alle gevraagde informatie binnen de gestelde termijnen. Het college heeft daarop besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, wat appellant in beroep aanvecht.
De rechtbank Rotterdam heeft in de eerdere uitspraak van 30 juli 2014 het beroep van appellant ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt appellant dat hij door zijn psychische stoornis niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het college op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet tijdig de benodigde gegevens heeft aangeleverd. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn psychische toestand niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, met R.G. van den Berg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.