ECLI:NL:CRVB:2016:2117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Militaire Medische Verklaring en overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, werkzaam bij het ministerie van Defensie, tegen een besluit van de minister van Defensie inzake een Militaire Medische Verklaring. Appellant heeft in 2011 een medische keuring ondergaan waarbij een afgesloten kransslagader werd vastgesteld, wat leidde tot een operatie. In 2013 ontving hij een medische verklaring met restricties die hem beperkten in zijn vliegactiviteiten. Appellant maakte bezwaar tegen deze restricties, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de minister had moeten overwegen of er aanleiding was voor een ontheffing van de restricties op basis van artikel 10.1 van de Wet luchtvaart. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister dit had moeten doen en dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan de minister om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en tot vergoeding van proceskosten.