ECLI:NL:CRVB:2016:2040
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1930, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag is gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan haar ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog, waaronder beschietingen en bombardementen in Venlo in 1944, en de dood van haar vader tijdens een bombardement op 28 oktober 1944. De Pensioen- en Uitkeringsraad heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de psychische en somatische klachten van appellante niet in verband staan met het oorlogsgeweld, maar door andere oorzaken zijn ontstaan.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 21 april 2016 heeft haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, de argumenten toegelicht. Appellante betoogt dat verweerder ten onrechte geen directe betrokkenheid heeft aangenomen bij het bombardement op Venlo en dat haar confrontatie met de dood van haar vader niet voldoende is meegewogen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor directe betrokkenheid van appellante bij de genoemde gebeurtenissen. De Raad heeft de adviezen van geneeskundig adviseurs als overtuigend beschouwd en vastgesteld dat de klachten van appellante niet het gevolg zijn van oorlogsgeweld.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand gelaten. De Raad oordeelt dat de aanvraag van appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.