ECLI:NL:CRVB:2016:2036
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WUBO-uitkering wegens gebrek aan blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1945 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag is afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat er geen blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld is vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 2 juni 2016 uitspraak gedaan.
De Raad heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van medische adviezen van verschillende geneeskundig adviseurs. De eerste adviseur, R.J. Roelofs, concludeerde dat de gezondheidsklachten van appellant, waaronder hartritmestoornissen en hypertensie, niet te relateren zijn aan oorlogsgeweld. In de bezwaarfase heeft appellant aanvullende medische informatie ingediend, maar ook de tweede adviseur, A.M. Ohlenschlager, vond geen reden om het eerdere standpunt te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat de klachten van appellant mild zijn en niet leiden tot enige beperking in zijn functioneren.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het bestreden besluit deugdelijk is voorbereid en voldoende gemotiveerd. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de adviezen van de geneeskundig adviseurs. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 juni 2016.