ECLI:NL:CRVB:2016:2009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schuldige nalatigheid bij premiebetaling AOW door verzekerde in detentie in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) waarin zij schuldig nalatig werd verklaard voor het niet betalen van de premie voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) over het jaar 2004. De Svb had vastgesteld dat appellante een openstaande schuld had, gebaseerd op informatie van de belastingdienst. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij geen aanslag voor de premie volksverzekeringen over 2004 had ontvangen en dat de ambtshalve opgelegde aanslag onjuist was. De Raad beoordeelde de zaak aan de hand van de relevante wetgeving en concludeerde dat de appellante, ondanks haar detentie in het buitenland, verantwoordelijk was voor het behartigen van haar belangen in Nederland. De Raad oordeelde dat het niet ontvangen van de aanslag voor rekening en risico van appellante kwam, en dat er geen omstandigheden waren die haar nalatigheid konden rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van de Svb, waarbij werd vastgesteld dat appellante schuldig nalatig was in het betalen van de verschuldigde premie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verzekerden om zorg te dragen voor hun verplichtingen, ook wanneer zij zich in het buitenland bevinden, ongeacht de omstandigheden.