ECLI:NL:CRVB:2016:1922

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
14/4936 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 22 september 2015. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2014, maar zijn hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De gemachtigde van de appellant voerde in het verzetschrift aan dat het griffierecht wel degelijk was betaald en overhandigde een afschrift van een transactie waaruit bleek dat op 14 oktober 2014 een bedrag van € 122,- aan de Raad was overgemaakt. Echter, de Raad heeft in een brief van 12 november 2015 medegedeeld dat deze betaling betrekking had op een andere procedure, geregistreerd onder nummer 14/5497 WWB. De gemachtigde heeft op deze brief niet inhoudelijk gereageerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de appellant in het verzet niets heeft aangevoerd dat zou kunnen leiden tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de Raad onjuist was. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 mei 2016
14/4936 WWB-V, 14/4937 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2014, 13/8391 en 14/108 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: N. Talhaoui
Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 september 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant aangevoerd dat zij het griffierecht wel heeft betaald. Ter onderbouwing heeft zij een afschrift van een transactie overgelegd waaruit blijkt dat er op 14 oktober 2014 een bedrag van € 122,- aan de Raad is overgemaakt. De Raad heeft bij brief van 12 november 2015 aan de gemachtigde van appellant medegedeeld dat de betaling van 14 oktober 2014 betrekking heeft op een andere procedure in hoger beroep, bij de Raad geregistreerd onder nummer 14/5497 WWB. Op die brief is niet inhoudelijk gereageerd.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellant in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten geoordeeld dat de uitspraak van de Raad van 22 september 2015 onjuist is.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N. Talhaoui (getekend) T.G.M. Simons

UM