ECLI:NL:CRVB:2016:1922
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 22 september 2015. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2014, maar zijn hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De gemachtigde van de appellant voerde in het verzetschrift aan dat het griffierecht wel degelijk was betaald en overhandigde een afschrift van een transactie waaruit bleek dat op 14 oktober 2014 een bedrag van € 122,- aan de Raad was overgemaakt. Echter, de Raad heeft in een brief van 12 november 2015 medegedeeld dat deze betaling betrekking had op een andere procedure, geregistreerd onder nummer 14/5497 WWB. De gemachtigde heeft op deze brief niet inhoudelijk gereageerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de appellant in het verzet niets heeft aangevoerd dat zou kunnen leiden tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de Raad onjuist was. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures.