ECLI:NL:CRVB:2016:1907
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en kostenvergoeding bezwaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant ontving van 10 november 2009 tot 7 april 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op 9 mei 2011, heeft appellant geen bezwaar gemaakt. In 2013 heeft hij opnieuw aanvragen ingediend, maar deze werden afgewezen omdat hij geen nieuwe feiten had aangedragen. Uiteindelijk heeft het college op 16 mei 2013 een daklozenuitkering toegekend. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten, maar het college verklaarde deze ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
Tijdens het hoger beroep heeft het college een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd herzien en appellant alsnog bijstand werd toegekend voor een bepaalde periode. Echter, het college weigerde de kosten van het bezwaar te vergoeden, omdat appellant pas tijdens het hoger beroep de benodigde informatie had ingediend. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De Raad oordeelde dat de weigering van de kostenvergoeding terecht was, omdat de noodzaak om in beroep te gaan te wijten was aan de handelswijze van appellant.