ECLI:NL:CRVB:2016:1848

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
14-5570 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tijdelijke aanstellingen en opvolgend werkgeverschap in het onderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin zij haar bezwaar tegen een besluit van het college van Bestuur van Onderwijsstichting Arcade aanvecht. Appellante had vanaf 1 augustus 2011 een vaste aanstelling bij Arcade, maar stelde dat haar tijdelijke aanstellingen en taakuitbreidingen moesten worden gezien als een basis voor een grotere aanstelling. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de tijdelijke taakuitbreidingen niet kunnen worden aangemerkt als zelfstandige aanstellingen en dat de 36-maandentermijn van de CAO PO 2013 niet doorloopt na de vaste aanstelling. De Raad concludeert dat de payrollovereenkomsten met Randstad niet als opvolgende aanstellingen kunnen worden beschouwd, omdat deze niet binnen de vereiste termijn zijn opgevolgd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

14/5570 AW
Datum uitspraak: 12 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
26 augustus 2014, 14/423 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van Bestuur van Onderwijsstichting Arcade (bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.F.J. Heeffer hoger beroep ingesteld.
Namens het bestuur heeft mr. V.G.A. Kellenaar een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Heeffer. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.E. van Heijningen en mr. Kellenaar.

OVERWEGINGEN

1.1.
Vanaf 26 februari 2009 heeft appellante een tijdelijke aanstelling als [naam functie A], met een werktijdfactor van 0,3662 bij Onderwijsstichting Arcade (Arcade). Daarnaast heeft zij in dat schooljaar enkele tijdelijke taakuitbreidingen van wisselende omvang vervuld.
1.2.
Vanaf 3 september 2009 heeft appellante tijdelijke aanstellingen als [naam functie A] bij Arcade, van wisselende omvang. Naast deze tijdelijke aanstellingen heeft zij ook tijdelijke taakuitbreidingen van wisselende omvang vervuld.
1.3.
Vanaf 1 augustus 2011 heeft appellante een vaste aanstelling als [naam functie A] met een werktijdfactor van 0,1053 bij Arcade.
1.4.
Appellante heeft arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (payrollovereenkomsten) gesloten met
- [B.V.] ([B.V.]), voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 juli 2012 en vervolgens voor de periode van 1 augustus 2012 tot 1 januari 2013, in de functie van [functie B], waarbij de arbeidsomvang in de eerste periode 8,50 en in de tweede periode 12,59 uren per week bedroeg;
- Randstad Payroll Solutions Publiek bv (Randstad), voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 juli 2013 en vervolgens voor de periode van 1 augustus 2013 tot en met 31 december 2013, in de functie [functie C] waarbij de arbeidsomvang in de eerste periode 12,59 en in de tweede periode 32,98 uren per week bedroeg.
Gedurende deze vier opeenvolgende periodes, dus ononderbroken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013, is appellante op basis van een contract tussen het bestuur en [B.V.] respectievelijk Randstad tewerkgesteld bij Arcade. Hierna worden [B.V.] en Randstad aangeduid als Randstad.
1.5.
Naast de vaste aanstelling bij Arcade en de arbeidsovereenkomsten met Randstad heeft appellante zowel in het schooljaar 2011-2012 als in het schooljaar 2012-2013 tijdelijke taakuitbreidingen van wisselende omvang vervuld.
1.6.
Bij brief van 4 september 2013 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het bestuur om haar per 1 augustus 2013 voor 32,98 uren per week aan te stellen via een payflexcontract. Zij verzoekt daarbij om een aanstelling bij Arcade voor onbepaalde tijd.
1.7.
Bij besluit van 19 september 2013 heeft het bestuur geweigerd appellante een grotere vaste aanstelling te verlenen. Tegelijk heeft het bestuur appellante meegedeeld haar per
1 januari 2014 geen nieuw tijdelijk contract meer aan te bieden, gelet op haar bezwaren tegen een contract via Randstad. Appellante heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen zowel het onthouden van een aanstelling voor onbepaalde tijd als het niet verlengen van haar contract per 1 januari 2014.
1.8.
Vanaf 1 januari 2014 heeft appellante geen werkzaamheden meer verricht voor Arcade buiten haar vaste aanstelling als [naam functie A] met een werktijdfactor van 0,1053.
1.9.
Bij besluit van 4 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het bestuur het bezwaar voor zover het betrekking heeft op het niet langer tewerkstellen van appellante via Randstad niet-ontvankelijk en voor zover het betrekking heeft op het niet aanbieden van een vast dienstverband ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De bij brief van 19 september 2013 gedane mededeling van het bestuur aan appellante dat het, gelet op haar bezwaren daartegen, niet voornemens is haar vanaf 1 januari 2014 nog via Randstad een contract aan te bieden, is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De strekking van deze mededeling is dat het bestuur van plan is om de opdracht aan Randstad om appellante bij hem tewerk te stellen, te beëindigen. Dit voornemen is geen publiekrechtelijke rechtshandeling. Het bezwaar van appellante is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld.
4.2.
Vanaf 1 januari 2013 gold de CAO PO 2013. De hier van belang zijnde artikelen van de CAO PO 2013 zijn gelijk aan die in de tot die datum geldende cao voor het primair onderwijs. Hierna wordt daarom alleen nog de CAO PO 2013 genoemd. De volgende bepalingen uit de CAO PO 2013 zijn in deze zaak van belang:
1.1
Begripsbepalingen
Aanstelling
Dienstverband van de werknemer in het openbaar onderwijs.
(…)
Dienstverband
(…)
Openbaar onderwijs: de aanstelling van de werknemer bij de werkgever.
(…)
2.3
Algemene arbeidsduur en betrekkingsomvang
1. De werknemer wordt benoemd of aangesteld in een normbetrekking of een deel daarvan.
2. Het dienstverband kan tijdelijk worden uitgebreid in het geval de werknemer aanvullend op het dienstverband belast wordt met werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 3.4 en 4.4 met inachtneming van het navolgende lid.
3. De omvang van de betrekking(en) van de werknemer mag/mogen niet meer bedragen dan 120% van een normbetrekking op jaarbasis.
(…)
4.1
Akte van aanstelling
1. Aanstelling geschiedt voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.
(…)
4.4
Overige gevallen
Een aanstelling voor bepaalde tijd kan in de overige gevallen plaatsvinden:
a. bij vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer, telkens voor ten hoogste twaalf maanden;
b. als voorziening in een tijdelijke vacature, telkens voor ten hoogste twaalf maanden;
c. als de werknemer uitsluitend is belast met werkzaamheden in het kader van contractactiviteiten, of uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt;
d. als de werknemer uitsluitend is belast met werkzaamheden in het kader van projecten waarvoor additionele gelden ter beschikking zijn gesteld, of uitsluitend een dergelijke werknemer vervangt.
4.5
Opeenvolgende dienstverbanden
1. Vanaf de dag dat tussen dezelfde werkgever en werknemer aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd. De voorgaande volzin is van toepassing op de aanstellingen genoemd in de artikelen 4.3 en 4.4.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
4.6
Einde van rechtswege
1. Een aanstelling voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege zodra die tijd is verstreken.
(…)
4.6b Verval van een gedeelte van de betrekkingsomvang
Indien en voor zover de werkzaamheden niet langer aan de werknemer worden opgedragen, vervalt van rechtswege het gedeelte van de betrekkingsomvang dat bestaat uit:
a. uren boven de normbetrekking;
b. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met vervanging;
c. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met een tijdelijke voorziening in een vacature voor ten hoogste één jaar;
d. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met een project, waarvoor door de werkgever of andere (overheids)instanties gedurende 3 of minder schooljaren formatie beschikbaar is gesteld uit additionele middelen;
e. tijdelijke uitbreiding van de omvang van de betrekking in verband met contractactiviteiten, die gedurende drie of minder schooljaren is toegekend aan de werknemer dan wel als gevolg van toekenning van die werkzaamheden aan een andere werknemer.
4.3.
Het betoog van appellante komt er kort gezegd op neer dat zij recht heeft op een grotere aanstelling bij Arcade op grond van overschrijding van de 36-maandentermijn in artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO 2013.
4.4.
De Raad stelt allereerst vast dat op 1 augustus 2011, toen appellante een vaste aanstelling kreeg, de 36-maandentermijn van artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO 2013 nog niet was verstreken. Dit geldt ongeacht of 26 februari 2009 of 3 september 2009 als aanvangsdatum van deze termijn wordt genomen.
4.5.
Vanaf 1 augustus 2011 zijn de werkzaamheden die appellante heeft verricht buiten de omvang van die vaste aanstelling door het bestuur aangemerkt als tijdelijke taakuitbreidingen. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, moeten tijdelijke taakuitbreidingen worden onderscheiden van - zelfstandige - tijdelijke aanstellingen waarop artikel 4.5 van de CAO PO 2013 van toepassing is. De Raad verwijst naar artikel 2.3, tweede lid, van de CAO PO 2013, waarin de mogelijkheid van tijdelijke taakuitbreidingen als aanvulling op het dienstverband is gegeven, en de onderscheiden regelingen in de artikelen 4.6, eerste lid, en 4.6b van de CAO PO 2013 voor respectievelijk het einde van een zelfstandige aanstelling voor bepaalde tijd en het verval van het gedeelte van de betrekkingsomvang dat bestaat uit een tijdelijke taakuitbreiding. De tijdelijke taakuitbreidingen van appellante naast haar - weliswaar kleine - vaste aanstelling kunnen dan ook geen grondslag zijn voor de conclusie dat op grond van artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO 2013, een vaste aanstelling van grotere omvang is ontstaan. Uit het voorgaande volgt ook dat appellante vanaf 1 augustus 2011 alleen een vaste aanstelling had bij Arcade en dat vanaf die datum de 36-maandentermijn van artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO 2013 niet doorloopt.
4.6.
De werkzaamheden die appellante op basis van de payroll-overeenkomsten met Randstad bij Arcade heeft verricht, kunnen niet worden aangemerkt als tijdelijke taakuitbreidingen van de vaste aanstelling. De omstandigheid dat appellante die werkzaamheden heeft verricht in het kader van arbeidsovereenkomsten met anderen dan het bestuur en artikel 2.3 van de CAO PO 2013 daarop dus niet van toepassing is, staat daaraan in de weg.
4.7.
Partijen twisten over de vraag of Randstad dan wel het bestuur ten aanzien van de werkzaamheden verricht op grond van de payrollovereenkomsten formeel en/of materieel werkgever was. In het kader van artikel 4.5, tweede lid, van de CAO PO 2013 is de vraag echter of Randstad als werkgever ten aanzien van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs geacht moet worden de opvolger te zijn van het bestuur. Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend. Niet in geschil is dat de door appellante bij Arcade verrichte werkzaamheden als [naam functie A] op grond van de payrollovereenkomsten zich niet onderscheidden van haar werkzaamheden bij Arcade als [naam functie A] op grond van haar vaste aanstelling, de tijdelijke taakuitbreidingen en voorheen de tijdelijke aanstellingen en ook een voortzetting vormden van eerdere tijdelijke taakuitbreidingen. Dit is een voldoende grondslag voor het aannemen van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 4.5, tweede lid, van de CAO PO 2013. Dat in deze bepaling de term ‘aanstellingen’ is gebruikt terwijl appellante met Randstad een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, geeft geen reden voor een ander oordeel. De betekenis van ‘aanstelling’ in deze bepaling moet niet worden beperkt tot ‘ambtelijke aanstelling’. Dat zou de betekenis van deze bepaling in de praktijk vrijwel zinledig maken. De Raad concludeert dan ook dat de payrollovereenkomsten opvolgende aanstellingen vormen als bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, van de CAO PO 2013.
4.8.
Zoals hiervoor overwogen heeft de vaste aanstelling van 1 augustus 2011 met daarnaast tijdelijke taakuitbreidingen de op grond van eerdere tijdelijke aanstellingen aangevangen
36-maandentermijn als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de CAO PO 2013 op die datum gestuit. De payrollovereenkomst van 1 januari 2012 heeft die eerdere tijdelijke aanstellingen echter niet met een tussenpoos van niet meer dan 3 maanden opgevolgd. Hieruit volgt dat op die datum een nieuwe 36-maandentermijn is aangevangen. Met de beëindiging van de laatste payrollovereenkomst op 31 december 2013 is die nieuwe termijn niet voltooid, zodat de payrollovereenkomsten niet op grond van artikel 4.5, tweede lid, van de CAO PO 2013 een vaste aanstelling van grotere omvang hebben doen ontstaan.
4.9.
Uit 4.4 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en H.C.P. Venema en M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD