ECLI:NL:CRVB:2016:181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van niet verschijnen op gesprekken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 25 februari 2014 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar is niet verschenen op twee uitnodigingen voor een gesprek met de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. De DWI heeft de aanvraag afgewezen op basis van onduidelijkheid over de financiële situatie van de appellant en het niet voldoen aan de medewerkingsverplichting. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij ziek was en daarom niet op het tweede gesprek kon verschijnen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn afwezigheid te wijten was aan ziekte. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Aangezien de appellant niet op de gesprekken is verschenen, heeft hij zijn wettelijke verplichtingen geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was en dat de rechtbank de eerdere uitspraak correct heeft beoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor is.