ECLI:NL:CRVB:2016:1808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening wegens niet woonachtig in de gemeente van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant ontving sinds 11 december 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Er ontstond echter twijfel over zijn woonadres, nadat een melding was gedaan door een sociaal rechercheur. Dit leidde tot een onderzoek waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet op het opgegeven adres in Schijndel woonde, maar bij de moeder van zijn kinderen in Vlijmen. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het dagelijks bestuur van de Optimisd Intergemeentelijke Sociale Dienst besloten om de bijstand van de appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of het dagelijks bestuur terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur voldoende bewijs had verzameld om aan te tonen dat de appellant niet woonachtig was op het uitkeringsadres. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de appellant verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken. De Raad bevestigde de conclusie van het dagelijks bestuur dat de appellant in de periode van 28 november 2013 tot en met 31 mei 2014 niet zijn woonadres had in de gemeente Schijndel, en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.