ECLI:NL:CRVB:2016:1803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 23 december 2013 een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij aangaf alleenstaand te zijn. Echter, de gemeente Amstelveen concludeerde na onderzoek dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met N.E. [naam]. De aanvraag werd afgewezen op basis van deze bevindingen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat er geen wederzijdse zorg zou zijn. De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden, zoals de verklaringen van appellant en de bevindingen van de gemeente, voldoende bewijs boden voor de conclusie dat er wel degelijk sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad benadrukte dat de criteria voor gezamenlijke huishouding niet alleen gebaseerd zijn op financiële verstrengeling, maar ook op andere objectieve feiten en omstandigheden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door W.H. Bel, met M.S. Spek als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2016. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.