ECLI:NL:CRVB:2016:18

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
7 januari 2016
Zaaknummer
14-441 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

Op 6 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/441 WWB-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 23 september 2014, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. Dit is mede gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad van 13 februari 2015, waarin soortgelijke kwesties aan de orde waren. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet gegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraken van 23 september 2014 vervallen.

De hoger beroepen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden, zonder dat er aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 januari 2016
14/441 WWB-V, 14/444 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg van
11 december 2013, 12/1126 en 11/1769 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraken als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 september 2014 heeft de Raad het namens appellant door
mr. A.C.S. Grégoire, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken
niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. Grégoire verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraken van de Raad van 23 september 2014 berusten op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is, mede gelet op de uitspraken van de Raad van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282, 283 en 284), gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het verzet is gegrond.
Dit betekent dat de uitspraken van de Raad van 23 september 2014 vervallen en dat de hoger beroepen worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) J.A. Achterberg

UM