ECLI:NL:CRVB:2016:179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen bijstand met terugwerkende kracht; geen bijzondere omstandigheden voor toekenning
Op 19 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een appellant die tot en met 28 augustus 2012 een uitkering ontving op grond van de Ziektewet. Na een afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering en een WW-uitkering, heeft hij op 27 juni 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), met als gewenste ingangsdatum 29 augustus 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Ede heeft bijstand toegekend vanaf 20 juni 2013, maar de appellant verzocht om bijstand met terugwerkende kracht tot 29 augustus 2012, onder verwijzing naar bijzondere omstandigheden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde de appellant dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden. De Raad overwoog dat volgens de WWB bijstand wordt toegekend vanaf de datum van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regel rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de terugwerkende kracht van de bijstand rechtvaardigden. De appellant had niet aangetoond dat hij eerder had geïnformeerd naar andere uitkeringen en zijn veronderstelling dat hij geen recht had op bijstand omdat hij ziek was, werd niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college geen bijstand met terugwerkende kracht hoefde te verlenen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.