ECLI:NL:CRVB:2016:178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de buiten behandelingstelling van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellante op 27 december 2012 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft deze aanvraag op 13 februari 2013 buiten behandeling gelaten, omdat appellante niet tijdig alle gevraagde gegevens had verstrekt. Dit besluit werd later door de rechtbank Overijssel vernietigd, omdat het college niet de gebruikelijke termijn had gegeven voor het aanleveren van de gegevens. Na deze uitspraak heeft het college de aanvraag opnieuw buiten behandeling gesteld, wat leidde tot hoger beroep door appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 januari 2016 geoordeeld dat het college niet opnieuw bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, gezien de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Het college werd opgedragen om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, waarbij de Raad de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kon laten. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.960,-, en moest het college het griffierecht van € 167,- vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedure bij het behandelen van aanvragen om bijstand en de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan eerdere rechterlijke uitspraken te houden.