ECLI:NL:CRVB:2016:1775

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
15/5555 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
  • I.G.A.H. Toma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake schorsing uitbetaling AOW-toeslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep tegen de schorsing van de uitbetaling van zijn AOW-toeslag per november 2013. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de uitbetaling geschorst omdat het adres van de appellant niet bekend was. Appellant had bezwaar gemaakt, maar de Svb kon zijn leefsituatie niet vaststellen, wat leidde tot de beëindiging van zijn recht op toeslag.

De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procesbelang meer had bij de beoordeling van de schorsing, aangezien zijn recht op toeslag al was beëindigd. In hoger beroep voerde appellant aan dat de schorsing onterecht was, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat appellant geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de Svb en dat hij geen contact had opgenomen met de Svb. Hierdoor was er geen aanleiding om het hoger beroep te honoreren.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

15/5555 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2015, 15/1342 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 29 april 2016

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2016. Appellant is niet verschenen.
De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M. Aalbers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant woont in Marokko. De Svb heeft aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend en een toeslag ingevolge die wet.
1.2.
Bij besluit van 14 oktober 2013 heeft de Svb de uitbetaling van het AOW-pensioen en de toeslag met ingang van november 2013 geschorst, omdat bij de Svb niet bekend is op welk adres appellant en zijn partner wonen.
1.3.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2013. Daarbij heeft appellant aangevoerd dat zijn echtgenote en hij op het door hem opgegeven adres wonen.
1.4.
De Svb heeft in augustus 2014 een onderzoek ingesteld op het door appellant opgegeven adres. Appellant en zijn echtgenote werden niet aangetroffen op dat adres. Wel was aanwezig de
ex-echtgenote van appellant, die heeft aangegeven daar alleen te wonen. Verder heeft de
ex-echtgenote aangegeven dat appellant sinds de scheiding in juli 2012 niet meer op dat adres heeft verbleven en dat hij en zijn echtgenote in [M.] wonen. Tijdens het buurtonderzoek dat volgde, werd dit bevestigd.
1.5.
Bij het bestreden besluit van 3 februari 2015 is het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2013 ongegrond verklaard. Daartoe is in aanmerking genomen dat de Svb de leefsituatie van appellant niet kan vaststellen. Wegens tegenstrijdige verklaringen bestaat geen duidelijkheid over het feitelijke woonadres van appellant en of zijn echtgenote en hij op hetzelfde adres wonen.
1.6.
Bij besluit van 16 maart 2015 heeft de Svb het recht op toeslag met ingang van november 2013 beëindigd, omdat appellant heeft verzuimd het juiste adres door te geven. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat appellant met het beroep tegen de schorsing van de toeslag per november 2013 niet meer kan bereiken dan dat betaling van de toeslag wordt hervat per die datum. Nu bij het besluit van 16 maart 2015 het recht op toeslag per november 2013 is beëindigd en dat besluit onherroepelijk is geworden, heeft appellant geen procesbelang meer bij het beroep.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de schorsing van de toeslag onterecht was.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, op de grond dat appellant geen procesbelang meer heeft bij beoordeling van de schorsing van de uitbetaling van de toeslag per november 2013.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden volledig onderschreven. De Raad voegt daaraan toe dat de Svb heeft gesteld dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 16 maart 2015 en dat appellant dat niet heeft weersproken. Ter zitting is bovendien gebleken dat appellant tot dusver geen contact heeft opgenomen met de Svb.
4.3.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2016.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) I.G.A.H. Toma

NK