ECLI:NL:CRVB:2016:1767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres en onvoldoende medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 12 september 2013 bijstand van de gemeente Dongen, maar er ontstonden twijfels over haar woonadres. De gemeente Tilburg ontving meldingen dat appellante niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde, maar op haar voormalige adres in Dongen. Na een onderzoek door het Team Fraudebestrijding, waarbij huisbezoeken en dossieronderzoek zijn uitgevoerd, concludeerde het college dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij niet op het uitkeringsadres woonde. Hierdoor werd de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college voldoende bewijs had geleverd dat appellante in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat appellante verplicht was om juiste en volledige informatie over haar woonadres te verstrekken. De omstandigheden, zoals de bevindingen van de huisbezoeken en het ontbreken van persoonlijke spullen in de woning, ondersteunden de conclusie dat appellante niet woonachtig was op het uitkeringsadres. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen.