ECLI:NL:CRVB:2016:1622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring beroep wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk werd verklaard. De Svb had op 17 januari 2013 aan appellante meegedeeld dat zij geen recht had op een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW), omdat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was. Het bezwaar dat appellante tegen dit besluit had gemaakt, werd door de Svb ongegrond verklaard op 8 mei 2013.
Appellante stelde dat zij het bestreden besluit niet had ontvangen, maar de Svb beweerde dat zij het besluit op de juiste wijze had verzonden. De rechtbank oordeelde dat de Svb de verzending aannemelijk had gemaakt en dat appellante te laat was met het indienen van haar beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen reden was om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de appellante in de gelegenheid gesteld om de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Svb de verzending van het besluit aannemelijk had gemaakt. De termijn voor het indienen van het beroep was aangevangen op 9 mei 2013, en het beroepschrift was pas op 24 juni 2014 ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn viel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.