ECLI:NL:CRVB:2016:1596

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
15/4621 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist C binnen de politie

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist C voor appellant, die werkzaam is binnen de politie. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. De korpschef had op 16 december 2013 besloten om appellant over te plaatsen naar de LFNP-functie, maar dit besluit werd door appellant betwist. De Raad oordeelt dat de transponeringstabel, die bij de Regeling overgang naar een LFNP-functie hoort, als een algemeen verbindend voorschrift kan worden beschouwd en dat deze als basis voor de besluitvorming van de korpschef mocht dienen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen grond was voor toepassing van de hardheidsclausule, en de Raad bevestigt deze conclusie. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching onhoudbaar is. De Raad wijst erop dat de enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn, niet voldoende is om het besluit van de korpschef te weerleggen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

15/4621 AW
Datum uitspraak: 28 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2015, 14/6561 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Gelderland (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016. Appellant is in persoon verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan,
mr. F.A.M. Bot en L.M. van den Hil.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van Senior Beleidsmedewerker Juridische Zaken, salarisschaal 11.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef voor appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist C, met als vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, gewaardeerd in salarisschaal 11. Bij besluit van 31 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat en voor zover hier van belang, overwogen dat de transponeringstabel, behorende bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), als een algemeen verbindend voorschrift is te beschouwen en dat deze ten grondslag mocht worden gelegd aan de jegens appellant tot stand gebrachte besluitvorming. De rechtbank heeft voorts overwogen dat in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen grond is te vinden voor toepassing van de hardheidsclausule.
3. Appellant heeft in hoger beroep de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Hierbij is verder overwogen dat de transponeringstabel, hoewel deze het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, onder meer met betrekking tot de opstelling van de vakbonden, ziet de Raad geen aanleiding om daarover nu anders te oordelen.
4.2.
Voor zover appellant betoogt dat het matchen op schaal, in plaats van het matchen op inhoud, zozeer afbreuk doet aan de zorgvuldigheid en rechtszekerheid dat artikel 3, vierde lid, van de Regeling ten aanzien van hem buiten toepassing moet blijven, treft dit betoog geen doel. De Raad verwijst naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 (met name overwegingen 7.2 tot en met 7.3.2). De Raad heeft in die uitspraak in het bijzonder geoordeeld dat de wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) niet kan leiden tot het oordeel dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling ernstige feilen kleven.
4.3.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Zoals hiervoor in 4.1 al is overwogen, is de enkele stelling dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest niet voldoende voor die conclusie.
4.4.1.
Voor zover appellant betoogt dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt dit betoog evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
4.4.2.
Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Voor zover appellant zich beroept op een verschraling van zijn taken en verantwoordelijkheden leidt dit niet tot een ander oordeel. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling. De Raad verwijst naar de meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550.
4.4.3.
De positie van appellant in de op handen zijnde reorganisatie heeft verder geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP en dient daarom bij de beoordeling of er toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule geen rol te spelen (vergelijk de uitspraak van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161).
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) A. Mansourova

HD