ECLI:NL:CRVB:2016:1593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 9 mei 2014 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had in een besluit van 23 januari 2013 meegedeeld dat appellante recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering vanaf 20 november 2012. Appellante was het niet eens met dit besluit en had bezwaar aangetekend, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een beslissing op bezwaar van 9 juli 2013.
De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. Appellante stelde in hoger beroep dat haar medische beperkingen niet goed waren ingeschat en dat zij niet in staat was om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. Tijdens de zitting op 18 maart 2016 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor haar. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.