ECLI:NL:CRVB:2016:1582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- I.G.A.H. Toma
- Rechtspraak.nl
Beëindiging kinderbijslag voor in het buitenland wonende WAO-gerechtigden en overgangsregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een in Marokko wonende WAO-gerechtigde, ontving kinderbijslag voor zijn kinderen onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem echter medegedeeld dat hij per 1 januari 2013 geen recht meer had op kinderbijslag voor zijn kinderen, omdat de verplichte verzekering voor de AKW van in het buitenland wonende WAO-gerechtigden was afgeschaft. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de appellant recht had op kinderbijslag tot het moment dat zijn jongste kind, geboren in 2003, 18 jaar werd. Dit gebeurde in het derde kwartaal van 2009, waarna het recht op kinderbijslag voor alle kinderen eindigde. De Raad oordeelde dat de Svb ten onrechte kinderbijslag had doorbetaald voor de kinderen die na 1 januari 2000 waren geboren, maar dat de appellant niet verplicht was om het ten onrechte betaalde bedrag terug te betalen, omdat dit te wijten was aan een fout van de Svb. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.
De uitspraak benadrukt de gevolgen van wetswijzigingen voor de verzekeringspositie van in het buitenland wonende WAO-gerechtigden en de toepassing van overgangsregelingen. De Raad concludeerde dat de appellant op de hoogte was van de wetswijzigingen en dat zijn recht op kinderbijslag terecht was beëindigd.