ECLI:NL:CRVB:2016:1533
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig binnen de gemeente
In deze zaak heeft verzoekster, die sinds 4 augustus 2008 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder het beroep van verzoekster tegen de intrekking van haar bijstand ongegrond verklaard. De intrekking was gebaseerd op bevindingen van een onderzoek door de gemeente Zoetermeer, waaruit bleek dat verzoekster niet langer haar hoofdverblijf in de gemeente had, maar bij haar vriend in Rijswijk woonde. Dit werd vastgesteld aan de hand van bankafschriften en OV-reisgegevens, waaruit bleek dat verzoekster het merendeel van de tijd in Rijswijk verbleef.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 26 april 2016 behandeld. Tijdens de zitting is verzoekster bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Charité, terwijl het college werd vertegenwoordigd door C.P. Pijnen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in zijn bewijslast is geslaagd en dat de intrekking van de bijstand terecht was. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen beletselen waren om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad concludeerde dat verzoekster in de te beoordelen periode feitelijk het merendeel van de tijd bij haar vriend in Rijswijk verbleef en niet op het uitkeringsadres in Zoetermeer. De Raad heeft ook opgemerkt dat verzoekster altijd een nieuwe aanvraag om bijstand kan indienen als haar woonsituatie verandert.